Het zijn de kleine dingen.
De glimlach die op m’n gezicht kruipt als ik op zondagochtend de roeiboten over het kanaal zie glijden. M’n hart dat een sprongetje maakt bij het geluid van kabbelend water en het gekletter van riemen die uit de loods worden gepakt. De eindeloze hoeveelheid plannen die we hebben, mogelijkheden die nog open liggen, de feestjes die op ons wachten en het vooruitzicht dat er altijd iets te beleven valt.
Het besef dat meehappen je bijna altijd een bord pasta oplevert, maar dat je in ieder geval er stiekem van kunt genieten dat je dit keer de pan niet hoeft uit te schrobben én kunt hopen dat er wellicht wel iets beter dan een Festini-ijsje op je wacht. Het vooruitzicht dat de route straks niet alleen naar de Munt, maar naar wateren in heel Nederland voert.
Als stuurtje kunnen voelen hoe je ploeggenoten elke keer weer die benen eronder zetten, kilometers lang. Merken dat ze harder trappen als jij harder schreeuwt. Tijdens de sparsessie kunnen denken: dit nooit meer, om na de overwinning meteen nog een keer te willen gaan.
Met z’n allen in dezelfde foute kleding naar dezelfde geweldige feesten toe. Met z’n allen voor lul, maar daarna met z’n allen trots. Met z’n allen dezelfde trui – nog zonder logo, maar dat komt wel.
Met z’n allen in de boot, elke keer weer.
In elk geval nooit alleen.